Intermitterend drukken – het wennen van de cliënt aan de aanraking door de masseur en voor de masseur een eerste indruk opdoen van de toestand van de huid en de spieren.
Fritioneren – doet men met duim of vinger(s) op een kleine verharding in de spier. Met bijvoorbeeld de duim maakt de masseur kleine cirkelvormige bewegingen op één plek, zonder over de huid te verplaatsen. Dit gebeurt met een constante druk. Ook op pezen en banden kan worden gefrictioneerd, dit gebeurt dan dwars op de weefselrichting en kan wat licht pijnlijk aanvoelen.
Wanneer de verharding wat dieper zit, wordt ook de elleboog wel gebruikt om te frictioneren omdat daardoor de handen van de masseur worden ontzien. De bedoeling van frictie is het verminderen van de verharding in de spier, het beter doorbloeden van de spier, het soepel maken van de spier
Tapotage – het met de hand kloppen slaan of hakken met een zeer kort contactmoment, in een heel hoog en regelmatig ritme meestal op de dikkere spieren van een lichaam. Tapotage stimuleert de doorbloeding van de spieren.
Effleurage – Het strijken over de huid met de handen met lichte druk heen en terug met alleen huidcontact. Het in de lengte dan wel dwarsrichting strijken van de spieren. Hierbij word meer druk toegepast.
Het doel van deze handelingen is een betere doorbloeding, ontspanning en daardoor pijnvermindering, voortstuwing in het lymfevaatstelsel, het verwijderen van dode huidschilfers.
Petrissage – Het met de handen kneden van de spieren om ontwatering van de spier te krijgen, het opwekken van een betere doorbloeding, het losmaken of soepel maken van de spier en het normaliseren van de spierspanning.
Schudden – Het schudden van arm of been, waarbij de spier in een meestal horizontale beweging heen en weer slingert, met een zo groot mogelijke bewegingsuitslag. Dit dient altijd in een zeer rustig tempo te gebeuren.
Het doel van schudden is:
- Het verminderen van spierspanning
- Het mobiel (beweeglijk) maken van de spier.
- Het verminderen van pijn
Viberen – een met een hoge frequentie op en neergaande beweging uitgevoerd met de op de huid neergelegde gespreide hand. Hierbij wordt weinig druk uitgeoefend en is de bewegingsuitslag heel klein. Dit is om spierspanning te verminderen en het dempen van pijn.
Bot verschuiven – met beide handen wordt een botje vastgepakt en deze worden ten opzichte van elkaar verschoven. De botten die hiervoor in aanmerking komen zijn met name de middenhands- en de middenvoetsbeentjes en de patella (knieschijf). De bedoeling van bot verschuiven is het verbeteren van de beweeglijkheid en vermindering van spanning van de spiergroepen rond de gewrichten.
Huidtechnieken – Deze worden bijna alleen op de rug toegepast. De huid wordt tussen duim en vingers opgepakt en verschoven ten opzichte van het onderliggende weefsel. Ook het vastpakken van de huid en deze lostrekken van de onderlaag valt onder deze technieken. Deze handelingen zijn bedoeld om verklevingen van de huid ten opzichte van de onderhuid op te heffen.